maandag 7 december 2015

Gevangen

De weken kropen voorbij zoals een boom al haar bladeren verliest. Het kwam amper tot niet aan zijn eind maar als het er zou zijn, was het overduidelijk. Wanneer zou het eind voor mij komen, wat voor eind zou er voor mij komen. Ik ben ondervoed, vrijwel uitgedroogd en wat warmte kan geen kwaad. Altijd wilde ik buiten zijn, maar nog nooit heb ik zo verlangd naar de warme muren van mijn huis. Zal het nog lang duren voordat het mijn dood zal worden? Ze willen me tot waanzin drijven. Ze willen dat ik op mijn knieën ga, smeek om dood te mogen gaan. Zover zullen ze me niet krijgen, al zit ik de rest van mijn leven hier, nooit zal ik toegeven aan hun spel.
De ontsnappingspogingen kwamen me de neus uit. Allemaal heb ik ze geprobeerd, allemaal faalde ze. Het lukte niet, het was niet mogelijk, er was niet genoeg materiaal of ik was zo verzwakt dat ik de kracht er niet meer voor had. Zou dit dan echt de rest van mijn leven worden, weg rottend boven in een gebouw vol met dode.
Dit kamertje had wel luxe, het had een raam, zo doende hoefde ik niet urenlang tegen een lege zwarte muur aan te kijken. Het bood troost, het bood hoop. Het was het licht puntje, iets waar ik me aan kon vasthouden. De rest van mijn kamertje was leeg, vier muren die elke dag steeds meer op me in begonnen te sluiten. De vloer was koud, en de muren waren ruw. Het stonk onwijs aangezien ik geen wc had, en ik ook niet mijn cel uit mocht. De linkerhoek naast de deur was mijn wc. Zodat als iemand de deur opendeed ze een volle walm in hun gezicht kregen. Zelf was ik al bijna gewend aan de geur, maar de eerste paar dagen kwam het eten wat ik at er meteen weer uit.
Mijn kleren, nou ja, kleren... Een juttezak was het enige wat ik had om mijn lijf te bedekken. Er zaten wel gaten in voor mijn armen en hoofd, maar het was ruw. Mijn huid was rood van de irritatie en mijn spieren stijf omdat ik me geen houding aan kon nemen die comfortabel was. Alles deed pijn, alles voelde ongemakkelijk. Er was keuze tussen erg en erger. Toch probeerde ik me niet te laten kennen. De klootzakken, ik zal ze krijgen.
Er waren niet veel geluiden, wat voetstappen die langs de deuren paradeerden. Af en toe wat gebonk op een deur gevolgd door uren lang geschreeuw. Op zulke momenten werden er mensen gemarteld, als het schreeuwen stopte waren ze hoogstwaarschijnlijk buiten bewust zijn geraakt door de vele pijnprikkels.
Dit keer stonden de voetstappen voor mijn deur stil. “Hee!”, er klonk gebonk op mijn deur. Adrenaline stroomde door mijn aderen en ik was meteen scherp. Het was mijn beurt. Een man deed de deur open. Hij had vrij lang haar en een baard. Donkerblond, breed, dik, stinkend. De stank walm kwam in zijn gezicht terecht en hij moest meteen overgeven. “Dat krijg je ervan hè, als je je gasten geen toilet geeft. Afschuwelijke manieren.”  zei ik met een spottend lachje.
De vent was er niet van gediend. Hij liep op me af, pakte me bij mijn haren en trok me mee. Ik weet wat ik moest doen als iemand me bij mijn haar greep. Terug duwen, arm in ze maag. Stoot op het kruis, kin. Het was makkelijk geweest. Het was makkelijk geweest als ik al mijn kracht had. Ik probeerde het echt, ik probeerde het echt. Maar ik gleed uit. Rot vent trok me door zijn kots heen waardoor ik geen grip meer had. Uit zijn zak pakte hij een stuk touw waarmee hij mijn handen achter mijn rug vastbond met een verzekering rond mijn keel. Als ik mijn handen naar beneden duwden, of los probeerde te krijgen, wurgde ik mezelf. Ik moet toegeven, de stakker was wel slim.
Samen liepen we een trap naar beneden, er was niet veel keus voor me bij. Onderaan de trap was een ronde kamer met deuren. De deur rechts van ons ging open. Meneer met kots in ze baard duwde me over de drempel waardoor ik op de grond viel. Mijn knieën als eerst, snel probeerde ik mijn bovenlichaam nog te draaien zodat ik niet meteen een gebroken neus op zou lopen. Het lukte maar half, mijn rechter schouder en wang lagen alsnog open.
Onder mij was het vochtig. Sommige delen warm en sommige delen koud. Het voelde niet als water, het rook niet naar urine. Ik rolde om en probeerde op te staan, wat niet lukte want ik werd meteen weer omver geschopt in me ribben. Gekneusd. Adem in, adem uit. Niet te snel, langzaam, beheerst. Het stak en ademen ging moeilijk. Mijn ogen sloten zich krampachtig. Focus, het is niets. Dit lukt wel.
Een glimlach vormde zich op mijn lippen en keek de man aan die me had geschopt. “Vuile klootzak, jij...” Tot ik hem aankeek wist ik niet wie het was. Zijn gezicht kwam me zo bekend voor en de herinneringen kwamen op te dagen. “Wat is er schatje? Blij om me weer te zien? Ik weet dat het een tijdje geleden is, maar vandaag kon ik wel een plekje in mijn agenda vrij houden.” Eerder, niet laatst. Vroeger, toen we beide klein waren, een jong gezicht.
“Speciaal voor jou, heb ik tijd vrijgemaakt. Meestal maak ik mijn handen niet vuil aan dit soort werk. Maar voor jou maak ik een uitzondering.” Zijn hand sloot om mijn keel en hij likte over mijn rechterwang. “Net zo zoet als ik het had ingebeeld,” hij tilde me met een hand rond me keel op, met zijn andere hand sneed hij het touw door. Achter hem stonden 2 gekruiste balken. “Yroax help me even met haar vastmaken,” alles draaide, ik kreeg geen lucht, het vuil stak in mijn schaafwonden en mijn ribben werden keer op keer neergestoken. Even werd alles zwart en toen ik weer kon kijken zat ik vast gebonden aan het kruis.
Yroax... De naam van het hulpje, onthoud. Vergeet niet ze naam. “Baas, heeft u nog wat anders nodig?” “Nee, je mag gaan.” antwoordde hij terwijl hij Yroax weg wuifde.
Op de grond waren overal bloedvlekken te vinden. De leren banden om mijn polsen waren er ook glibberig van. De kamer rook naar zweet, naar iets dat hevig is verbrand, het rook naar seks, het rook naar marteling.
De hufter kwam naar me toe gelopen. “Weet je het weer? Aaron, hoe is het met hem? Dat weet je natuurlijk niet. Hij maakt het erg goed, althans… Hij ademt nog ,” hij genoot van de woorden die hij sprak. Hufter, hij had Aaron niet te pakken kunnen krijgen, toch? Speeksel ging door mijn mond heen en ik spuugde het in zijn gezicht. “Ik had je moeten afmaken toen je gebroken op de grond lag.” Een stomp in me maag was wat ik ervoor terug kreeg waardoor ik moest hoesten. “Vertel me is. Hoe voelt het om me zo te moeten vast binden en dan nog steeds niet te kunnen winnen van dit kleine meisje.”
Hij pakte een mes van een tafel en zette het op mijn linkerzij. Hij sneed de bloeduitstorting op mijn ribben open. “Ik denk dat je aardig aan het verliezen bent meisje,” met zijn vingers voelde hij nog even in de wond. Ik beet mijn lip stuk om het niet uit te schreeuwen van de pijn. Mijn lichaam was op, uitgeput, elke pijn prikkel kwam heftiger aan en mijn zorgen om Aaron maakte het er ook niet beter op. Zou hij hem echt te pakken hebben gekregen?
“Zelfs aan de binnenkant voel je goed”, hij liep terug naar zijn tafel, “maar misschien is het toch even beter als we je schoonmaken.”
Alles draaide en ik kon het plafond niet goed meer onderscheiden van de vloer. Alles was van ruw steen, delen van de kamer werden zwart. Ik probeerde de hufter aan te kijken, vuil aan te kijken. Hij is degene die Aaron heeft beschadigd en verminkt toen hij klein was. Bij mijn heup voelde het warm, het was besmeurd met bloed en druppelde langzaam naar beneden. Plots begon de wond op mijn linkerzijde te steken. Alsof er miljoenen bijen in vlogen, ze staken me met hun angels en injecteerde hun gif wat maar door bleef branden. In de verte hoorde ik een harde schreeuw. Het was dichtbij en het klonk als mezelf maar het voelde niet alsof ik schreeuwde. Zijn gezicht verdween, de vloer sloeg over me kop en ik viel. Ik viel van een onvalbare hoogte in duizend stukjes. Als een ster die uiteenspat. Als sneeuw dat zijn weg zoekt.

1 opmerking:

  1. Hoi Samantha.

    Stevige innerlijke monoloog . Af en toe wat spellingsonregelmatigheden, maar een stevige 'drive!
    Actueel en ook weer niet, helaas.
    Zeker nog een keer rustig doorlezen.

    Ga Door

    BeantwoordenVerwijderen